Schrijf- en Uitgeefttips: 7 tips om zelf de eerste redactieslag te doen

Wil je je manuscript graag zelf goed op (digitaal) papier zetten? 

 

Bijvoorbeeld omdat je:

 

👉 wil dat je verhaal hoge ogen gooit bij een schrijfwedstrijd. Zonder dat je hulptroepen inroept.

 

👉 wil kijken hoe ver je kan komen met het schrijven van jouw verhaal. En dit in wil sturen naar een uitgever?

 

👉 de best mogelijke versie naar je redacteur wil sturen. Zo kan je redacteur goed ‘de diepte’ ingaan en hoeft deze geen dingen aan te geven die je zelf relatief eenvoudig in orde kan maken. 

 

Neem dan onderstaande 7 tips, om de eerste redactieslag van je manuscript zelf te doen, ter harte. 



1.

Check je tekst op overbodige woorden, denk aan stopwoorden (normaal, natuurlijk, gewoon), tijdsaanduidingen (nu, al, torn, daarna, dan etcetera), overdadige hoeveelheden bijvoeglijk naamwoorden, onnodige twijfelwoorden (misschien, toch, ook, wel, enigszins) en woorden als: dat, ook, hier.

 

2.    

Check of je consequent dezelfde schrijfwijze hanteert. Kies tussen je wil of je wilt, je kan en je kunt, ik rij en ik rijd, maar ook tussen hersenen en hersens, handvatten en handvaten en whiskey en whisky. En wordt  Bas Visser niet ineens Bas de Visser of Marjan niet ineens Marian?

3.    

Check (bij fictie en verhalende non-fictie) of je in je dialogen overal de ELDA-richtlijn toepast. Dus eerst een leesteken en dan aanhalingsteken sluiten. Lees het blog over de ELDA-richtlijn als je hier meer over wil weten.

 

4.    

En controleer of je consequent dezelfde aanhalingstekens gebruikt. In principe gebruiken we bij fictie en verhalende non-fictie enkele aanhalingstekens, tenzij je iets tussen aanhalingstekens wil zetten wat al tussen aanhalingstekens staat. Bijvoorbeeld: Joost zei: ‘Jullie doen “heel normaal” vandaag.’

Bij overige teksten gebruik je de aanhalingstekens precies andersom. Standaard dus dubbele aanhalingstekens en wil je iets tussen aanhalingstekens zetten wat al tussen dubbele aanhalingstekens staat dan gebruik je enkele aanhalingstekens.

5.    

Laat je tekstverwerker de tekst hardop voorlezen of lees zelf je tekst – rustig en woord voor woord – hardop. Zo haal je er kromme en lastig leesbare zinnen uit. Is er iemand die dit voor jou kan doen? Nog beter! Dan hoor je gelijk of een ander de tekst met de intonatie leest die jij bedoeld hebt.

 

6.    

Maak een overzicht met je de personages uit je boek en hun kenmerken. Check of personage H altijd blauwe ogen heeft en of personage G inderdaad altijd een jurk of rok aanheeft én of de handelingen die ze doet daadwerkelijk kunnen met haar strakke rok of jurk. Over een muurtje klimmen wordt bijvoorbeeld wat lastig.

 

7.    

Maak een tijdlijn en check of de gebeurtenissen daarmee kloppen. Wat niet kan is dat het verhaal zich afspeelt in 1998, de dochter van het gezin 10 is en ze in 1991 geboren is.

 

 

 

Als je deze punten doorloopt, weet ik zeker dat je heel wat slordigheden uit je manuscript haalt!


 ❓ Heb je je manuscript zelf nagelopen en wil je er nu een professional naar laten kijken? Of waag je je er zelf niet aan en wil je dat een redacteur je manuscript redigeert?

In beide gevallen help ik je graag.

  

👉 Neem contact met me op. In een vrijblijvend en kosteloos kennismakingsgesprek bespreken we wat ik voor jou(w manuscript) kan betekenen.



Vond je dit interessant?

 

Lees de andere blogs op deze website. Ook komen er steeds nieuwe blogs online met tips over schrijven en uitgeven, over je team en over de schrijftermen.

 

Als je me volgt op social media ben je als eerste op de hoogte als ik een nieuw blog plaats.